CvT 23-02 | Ten tijde van haar handelen handelt de pedagoog juist met haar verzoek aan de rechtbank om een andere mentor/bewindvoerder aan te stellen dan klager.
De pedagoog werkt als gedragsdeskundige bij een zorginstelling voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking. De dochter van klager (geboren in 1991) woont in een beschermde woonvoorziening van de instelling. Klager is haar mentor en bewindvoerder.
De klacht is dat de pedagoog leugens over klager heeft verteld aan de rechtbank en Veilig Thuis, en aan de rechtbank heeft verzocht om een andere mentor/bewindvoerder. Dit is uiteindelijk niet doorgegaan.
Het College overweegt dat de pedagoog met haar verzoek de onvrede van de dochter heeft verwoord over het functioneren van klager als mentor/bewindvoerder. De pedagoog heeft dit aangevuld met haar eigen professionele zorgen en die van de zorginstelling. De pedagoog heeft ten tijde van haar handelen juist gehandeld -gelet op de omvang en duur van de problematiek- door het oordeel van de rechtbank te vragen over de geschiktheid van klager als mentor/bewindvoerder.
De pedagoog heeft haar zorgen onderbouwd met concrete voorbeelden die naar de mening van het College een verschil in interpretatie tussen partijen vormen van wat feitelijk is gezegd en gebeurd. Van leugens van de pedagoog is niet gebleken.