CvB 23-04 | Pedagoog heeft handelen voldoende overwogen
Klager gaat in beroep tegen de uitspraak van het College van Toezicht.
Appellant is van mening dat verweerster niet heeft aangetoond richting de rechtbank dat er onvrede was over zijn functioneren als mentor van zijn dochter en hij zaken tegenhield, zoals het halen van het rijbewijs en het leren pinnen. Verweerster schrijft onwaarheden, hij heeft wel degelijk dingen in gang gezet. Hij stelt dat het College van Toezicht oordeelt dat hij liegt, omdat het College vindt dat van leugens van verweerster niet is gebleken. Hij vindt ook dat met het feit dat verweerster heeft gereflecteerd op haar handelen zij juist haar ondeskundigheid erkent.
Het College van Beroep oordeelt dat verweerster haar afweging om de stap naar de rechter te maken voldoende heeft kunnen onderbouwen. Zij was zich bewust van het risico van het loyaliteitsconflict. Verweerster heeft getoetst of de dochter ter zake wilsbekwaam was en heeft passend belang gehecht aan haar mening. Het College van Beroep overweegt dat niet vastgesteld kan worden wat er op bepaalde momenten gezegd zou zijn en wat er plaatsgevonden zou hebben. De mening van appellant dat het College van Toezicht hem beschuldigt van liegen, onderschrijft het College van Beroep niet.