CvT 25-01 | De pedagoog neemt onverenigbare rollen op zich en is niet zorgvuldig in verslag
De pedagoog wordt benaderd door de moeder, die op zoek is naar een kindercoach om haar dochter te begeleiden in de moeizaam verlopende omgangsregeling met de vader zonder ouderlijk gezag.
Na een kennismakingsmakingsperiode met moeder en kind van 4 maanden schrijft de pedagoog een brief aan de rechtbank met adviezen over de omgangsregeling. Nadien start zij in opdracht van de gezinsvoogd met begeleiding van de omgangsregeling en maakt zij kennis met vader. Over deze periode schrijft zij een tweede verslag met opnieuw adviezen over de omgangsregeling.
Het College overweegt dat voor de start van de contacten in de kennismakingsperiode met moeder en kind op zich toestemming van vader niet vereist was: hij had immers geen gezag. Toch heeft de pedagoog haar bevoegdheden overschreden door over de eerste periode een rapportage met adviezen over de omgangsregeling te schrijven met ook conclusies over de vader. Deze periode was daardoor veel meer dan een kennismaking.
Het College oordeelt dat de pedagoog onverenigbare rollen op zich heeft genomen door eerst in opdracht van moeder te werken en daarna in opdracht van de gezinsvoogd als begeleider van de omgangsregeling op te treden. Ze is daar bovendien in haar tweede rapportage niet transparant over geweest. De tweede rapportage had zij ook eerst in concept aan beide ouders moeten sturen.