Eén ouder geeft geen toestemming voor behandeling 8-jarig kind
Uitgangspunt is dat voor onderzoek, behandeling en begeleiding van een kind toestemming nodig is van beide ouders met gezag.
Maar wat doe je als één van beide ouders met gezag weigert toestemming te geven? Of als er geen contact te leggen is met die ouder? Is er dan nooit onderzoek, behandeling of begeleiding (jeugdhulp) mogelijk?
Gezag bij kinderen tot 12 jaar
Uitgangspunt bij kinderen tot 12 jaar is dat er toestemming nodig is van beide ouders met gezag.
Als een ouder niet te bereiken is of toestemming weigert, dan kan de ouder met gezag die wel jeugdhulp wenst vervangende toestemming vragen aan de rechter. De rechter behandelt een dergelijk verzoek binnen zes weken. Voor deze procedure is een advocaat nodig. De kosten van de advocaat zijn inkomensafhankelijk.
Als de rechter toestemming geeft voor onderzoek, behandeling of begeleiding, dan vervangt deze toestemming de toestemming van de (weigerende) ouder met gezag. Deze ouder met gezag is en blijft een ouder met gezag en is dus in het verdere traject gelijkwaardig aan de andere ouder met gezag. Je moet dus beide ouders actief informeren over de jeugdhulp (artikel 14 NVO Beroepscode).
Uitzonderingssituaties
Stel, de andere ouder verzoekt niet om vervangende toestemming door de rechter. Dan is er hulp mogelijk in twee uitzonderingssituaties:
Acute situaties
Het gaat dan om een situatie waarbij direct levensreddend handelen nodig is, zoals bij reanimeren. De uitzondering van levensreddend handelen zal in het werk van de pedagoog niet vaak voorkomen.
Goed hulpverlenerschap
Een beroep op goed hulpverlenerschap is bij kinderen onder de 12 jaar een mogelijkheid die de pedagoog in zeer uitzonderlijke situaties kan toepassen en na een zorgvuldige afweging. De reguliere route is vervangende toestemming van de rechter. Het beroep op goed hulpverlenerschap kan alleen worden ingezet als het niet mogelijk is om vervangende toestemming te vragen én niet handelen strijdig zou zijn met goed hulpverlenerschap. Bijvoorbeeld in de situatie dat er behandeling nodig is voor de gevolgen van kindermishandeling, terwijl de ouder die het kind mishandeld heeft, de toestemming daarvoor weigert en de andere ouder niet in staat is vanwege eigen omstandigheden om vervangende toestemming aan de rechter te vragen. De pedagoog maakt dan de volgende afweging:
- de hulp is dringend nodig om ernstig nadeel bij het kind te voorkomen; én
- de pedagoog heeft aantoonbaar alles gedaan wat hij in redelijkheid kon doen om toestemming te krijgen van beide ouders met gezag; én
- de pedagoog tot het oordeel komt dat de ouder(s) met gezag die weigert, onvindbaar is of zich kennelijk niet laat leiden door de belangen van zijn kind; én
- de interventie is voldoende effectief ook zonder betrokkenheid van de weigerende ouder(s) met gezag.
Afweging toetsen
De pedagoog toetst zijn afweging (in geanonimiseerde vorm) bij ten minste één pedagoog die niet bij de casus is betrokken en legt de afweging, het advies van de pedagoog en het besluit vast in het dossier. Bij het maken van deze afweging is het van belang dat de pedagoog de belangen van het kind en die van alle andere betrokkenen weegt om zo te komen tot een zorgvuldig besluit waarin de belangen van het kind de eerste overweging vormen.
Besluit de pedagoog tot het verlenen van hulp, terwijl een van beide ouders met gezag hiervoor geen toestemming geeft, dan informeert de pedagoog - indien mogelijk - beide ouders met gezag over de afweging en het besluit.
Als beide ouders met gezag geen toestemming geven voor jeugdhulp en de pedagoog beoordeelt dat er daardoor aanzienlijke schade dreigt of is voor het kind, dan kan de pedagoog overwegen een melding te doen bij Veilig Thuis (doorloop daarvoor de stappen van de meldcode). Loopt er een raadsonderzoek dan kan de pedagoog overwegen dit te melden bij de Raad voor de Kinderbescherming.
Zie voor meer informatie de Toolkit: Het beste besluit- Kinderombudsman en de Wegwijzer Zorgvuldig handelen bij toestemming voor jeugdhulp.