Beroepscode en tuchtrecht Toestemming

14-jarige wil niet dat toestemming wordt gevraagd aan ouder voor behandeling

Een jeugdige komt voor behandeling voor depressie en het verwerken van trauma klachten opgelopen in contact met een van zijn ouders. De jeugdige heeft geen contact meer met deze ouder en wil absoluut niet dat deze ouder om toestemming wordt gevraagd voor de behandeling. Beide ouders hebben gezag. Kan de pedagoog aan de wens van deze jeugdige tegemoet komen?

Er zijn uitzonderingen voor het toestemmingsvereiste bij jeugdige van 12-16 jaar, te weten:

  • als de hulp dringend nodig is om ernstig nadeel te voorkomen of
  • als de jeugdige de hulp weloverwogen wenst

Beide uitzonderingen beginnen met de stap dat de pedagoog toestemming voor de behandeling vraagt aan de jeugdige en beide ouders met gezag. Pas als een ouder weigert of (bij herhaling) niet reageert, komen deze uitzonderingen in beeld. Zie voor meer info: 

Hoe begrijpelijk de gevoelens van een jeugdige op dit gebied ook zijn. De wens van de jeugdige is onvoldoende om deze stap over te slaan.

Vraag daarom ook zorgvuldig uit bij de jeugdige, waarom deze niet wil dat de ouder wordt gecontacteerd. Welke situatie ontstaat er dan? Wat doet deze ouder dan? En is dat al eerder voorgekomen? Bij het gesprek met de jeugdige kan het helpen om uit te leggen dat de jeugdige zelf geen contact met de betreffende ouder hoeft te hebben. Het is de pedagoog die toestemming moet vragen en een informatieplicht heeft jegens de ouder. Ook kan bekeken worden of vanuit goed hulpverlenerschap de hoeveelheid informatie aan de betreffende ouder kan worden beperkt. Bijvoorbeeld door de afspraak te maken dat de verslagen van individuele gesprekken alleen ter inzage zijn voor de deelnemers aan die gesprekken. Dit heeft als doel de  jeugdige een plek te geven waar deze vrij zijn verhaal kan doen. Zie voor een zorgvuldige afweging: 

Blijft de jeugdige volharden dat een van beide ouders niet mag worden gecontacteerd, dan kan hulp niet worden geboden. Ook de handreiking toestemmingsvereiste bij hulp voor kindermishandeling gaat van dat principe uit.  ‘Hulp bieden aan een kind zonder dat de ouders van deze hulp weten, omdat het kind absoluut niet wil dat u contact met de ouders zoekt, is geen begaanbare weg.’

Zijn er nu totaal geen uitzonderingen mogelijk? Op basis van goed hulpverlenerschap kan soms toch hulp worden geboden. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat een jeugdige eerder hulp voor een stemmingsstoornis heeft geweigerd, vanwege de eis dat ook vader om toestemming moest worden gevraagd. Waarbij er gedocumenteerde informatie is over het dwingende en dreigende gedrag van deze vader jegens de jeugdige en/of diens moeder zodra een hulpverleningsinstantie contact op neemt met vader. Dus niet enkel informatie van deze jeugdige of moeder. En dat de problematiek van de jeugdige zeer is verslechterd, waardoor geen hulp bieden eigenlijk geen optie meer is.

Het gaat dus niet zo zeer om de wens van de jeugdige, maar over het objectief beoordelen van een situatie, waarbij het strijdig is vanuit goed hulpverlenerschap om niet te handelen. Het is gezien het bovenstaande een zeer zware afweging, waarbij duidelijk moet zijn dat:

  • het enkel al contacteren van de betreffende ouder ‘ernstig nadeel’ voor de jeugdige veroorzaakt;
    • gebaseerd op gedocumenteerde informatie, niet enkel informatie van de jeugdige en/of ouder
  • de problematiek van de jeugdige zelf zeer ernstig is en hulp dringend noodzakelijk;
  • dat de hulp mogelijk is zonder (betrokkenheid van) deze ouder.

Van belang is dat de pedagoog deze afweging toetst bij twee professionals die bij voorkeur werkzaam zijn in een andere organisatie. Denk bijvoorbeeld aan een supervisie of intervisie groep of het spreekuur beroepsethiek van de NVO. De afweging en de uitkomst evenals het advies van de collega dient te worden vastgelegd in het dossier. De pedagoog dient zich bij deze afweging te realiseren dat deze handelwijze niet gesteund wordt door handreikingen en dus zeer zware argumentatie vereist.