1. Agressie bij Licht verstandelijk beperking
In deze deelsessie zullen we enkele ontwikkelingen in het veld en in wetenschappelijk onderzoek bespreken waarmee we pogen agressie bij mensen met een licht verstandelijke beperking te begrijpen en te behandelen. Verschillende typen interventies, gericht op zowel cliënt als diens context, zullen we aan bod laten komen. Meer specifiek gaan we in op een interventie die we hebben ontwikkeld voor (jong) volwassenen (16+) met agressie en LVB, die wordt uitgevoerd in verschillende (forensische) settings en erkend door de justitiële erkenningscommissie: Grip op Agressie. Dit is een integraal behandelprogramma waarin training buiten de afdeling en leefklimaat en bejegening op de woning geïntegreerd zijn. We gaan in op de onderbouwing, implementatie en effectmeting en bespreken onder welke voorwaarden een dergelijke interventie geïmplementeerd moet worden.
Prof. dr. Robert Didden is gz-psycholoog en senior onderzoeker, werkzaam bij Trajectum, een (forensische) instelling voor (jong) volwassenen met een licht verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen. Daarnaast is hij als bijzonder hoogleraar verbonden aan het Behavioural Science Institute en vakgroep Orthopedagogiek van de Radboud Universiteit
Drs. Hilde Niehoff is GZ-psycholoog en als Programmaleider voor de agressiespecialisatie werkzaam binnen Trajectum, het kenniscentrum van Trajectum en verbonden aan de BORG instellingen.
2. Hebben wij iets aan academisch opgeleide leerkrachten?
Iedereen is het er eigenlijk wel over eens dat de kwaliteit van de leerkracht een grote rol speelt in het bepalen van de kwaliteit van het onderwijs. Goed onderwijs vraagt om goede leerkrachten. Maar wat maakt een leerkracht goed? Er is een tendens te denken dat een academisch opgeleide leerkracht een betere leerkracht is dan een niet academisch opgeleide leerkracht. Wellicht is dat waar, maar toch zal alles daarbij afhangen van wat het betekent om als leerkracht academisch opgeleid te zijn. Dat kan niet slechts een formeel kenmerk zijn, niet slechts een kwestie van in het bezit te zijn van een ALPO- of PWPO-getuigschrift.
Traditioneel is een academische opleiding een wetenschappelijke opleiding. De academisch opgeleide leerkracht is thuis in de wetenschap, of de wetenschappen, die relevant zijn voor het onderwijs. Daarbij is “thuis zijn in” uiteraard een metafoor die doorgaans verwijst naar het vermogen van de betreffende leerkracht om inhoudelijk en methodologisch als een gelijke mee te kunnen praten over het opzetten en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en over het interpreteren en toepassen van wetenschappelijke bevindingen. Ik zal dit karakteriseren als: traditioneel beschouwd beschikt een academisch opgeleide leerkracht over epistemisch gezag.
Ik zal vervolgens betogen dat een leerkracht niet veel heeft aan epistemisch gezag. Hij heeft vooral behoefte aan pedagogisch gezag. Ik zal het verschil tussen pedagogisch en epistemisch gezag uitwerken en voorstellen doen voor een academische opleiding waarin de leerkracht op een spoor gezet kan worden dat zou kunnen leiden tot pedagogisch gezag. Meer dan een spoor zal het niet zijn. Pedagogisch gezag kun je immers niet in je eentje hebben. Daar heb je het vertrouwen van anderen voor nodig. Dat vertrouwen kun je niet verdienen, maar natuurlijk wel krijgen. En ook waard zijn.
Prof. dr. Jan Bransen is hoogleraar Filosofie van de gedragswetenschappen aan de Radboud Universiteit. Hij heeft uitgebreid in het Engels gepubliceerd over kwesties als autonomie, persoonlijke identiteit, zelfkennis, liefde en praktische rationaliteit. De laatste jaren heeft hij zijn aandacht verlegd en schrijft sindsdien voornamelijk in het Nederlands en voor een breder publiek. Jan Bransen ziet zichzelf het liefst als een kruising tussen een schoolmeester, een filosoof en een cabaretier. Hij is een reisleider in gedachtegangen. Hij denkt graag hardop na en gebruikt daarbij graag plaatjes. Begin 2019 verschijnt van hem een boek waarin hij pleit voor een radicaal ander onderwijsbestel: Gevormd of vervormd? Een pleidooi voor ander onderwijs.
3. Causale netwerken en gepersonaliseerde zorg
In deze deelsessie worden nieuwe inzichten op het gebied van de netwerkbenadering gekoppeld aan de praktische vraag van hoe behandelingen beter af gestemd kunnen worden op de individuele behoefte van cliënten (personalized care). Na een korte introductie over de meest recente ontwikkeling in het klinisch onderzoek zullen in een debat de sprekers samen met het publiek in discussie gaan over een aantal thema’s: de klinische besluitvorming achter persoonlijke netwerken, de noodzaak om oorzaken van stoornissen op te nemen in de netwerken, een netwerk als ingang voor gepersonaliseerde procesmonitoring gedurende de behandeling, ‘early warning’ signalen in behandeltrajecten. Ook zal het publiek uitgenodigd worden om mee te denken over een aantal zaken rondom de implementatie van de netwerkbenadering en gepersonaliseerde procesmonitoring in de praktijk. Onderwerpen die hierbij aan bod kunnen komen zijn privacy , veranderende machtsverhouding behandelaar en cliënt, en toegang tot data.
Dr. Anna Lichtwarck-Aschoff is universitair docent bij de afdeling orthopedagogiek bij het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit. Haar werk richt zich voornamelijk op de algemene principes van klinische verandering vanuit een dynamisch systeem perspectief. Zij heeft verschillende studies gedaan in diverse populaties, kenmerkend is de nadruk op onderliggende processen en mechanismen die ons helpen te begrijpen waarom sommige cliënten verbeteren en andere niet. Tevens besteedt zij in al haar projecten aandacht aan de vertaling van wetenschappelijke inzichten naar concrete handvatten voor de praktijk.
Prof. dr. Roy Otten is hoofd Research & Development van Pluryn-Intermezzo. Tevens is hij bijzonder hoogleraar Kwetsbare Jeugdigen en Risicogedrag bij het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit en research fellow van het REACH Institute van de Arizona State University. In zijn wetenschappelijk werk combineert hij fundamenteel wetenschappelijke vraagstukken met toegepast onderzoek. Zo heeft hij veel ervaring met effectiviteitstudies maar besteedt hij ook veel aandacht aan het begrijpen van de mechanismen en processen die ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van psychopathologie en problematisch middelengebruik. Hierbij maakt hij gebruik van verschillende paradigma’s, designs en onderzoeksmethodes.
Prof. dr. Cilia Witteman is gewoon hoogleraar Psychodiagnostiek in het bijzonder Diagnostische besluitvorming bij het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit. Zij onderzoekt klinisch-diagnostische processen en clinici die diagnostische beslissingen nemen. Ze schrijft handboeken over psychodiagnostiek en clinical assessment. Ze doceert psychodiagnostiek en psychometrie aan studenten orthopedagogiek en klinische psychologie alsook bij postdoctorale opleidingen klinische (neuro)psychologie.